Kranenburg toen
Kranenburg-Noord ligt naast de spoorlijn Amersfoort - Zwolle en is momenteel in gebruik als asielzoekerscentrum, onderwijslocatie (Landstede MBO) en culturele accommodatie (Mess Harderwijk). Tot begin jaren 90 is het echter vol in bedrijf als kazerneterrein en opleidingsplek voor militairen. In dit verhaal vertellen we graag iets meer over de historie van deze plek, maar ook over Harderwijk als legerplaats.
Want bij belangrijke legerplaatsen op de Veluwe denken we al snel aan Ede, Harskamp, Ermelo en ’t Harde. Maar ook Harderwijk stond lange tijd in dat rijtje. De stad had militair gezien een sterke, strategische positie vanwege de centrale ligging en alle faciliteiten per weg, water en spoor. Bovendien was er dankzij bos, hei en stuifzand ook nog eens volop oefenruimte beschikbaar ‘in de achtertuin’. Tegenwoordig zou je zeggen: dat kón niet beter.
Al vanaf de 16e eeuw lopen er militairen rond in Harderwijk. Het is onmogelijk om het belang van Kranenburg-Noord te duiden zonder iets te weten van die geschiedenis. Daarvoor gaan we terug naar het jaar 1814; het moment waarop in de binnenstad aan de Vijhestraat het prachtige gebouw van de voormalige Gelderse Munt wordt omgedoopt tot Koloniaal Werfdepot. Het complex (in de 15e eeuw gebouwd als klooster) wordt dan nog Oranje Gelderland Kazerne genoemd. Met slaapruimte voor zeker 700 man. Harderwijk is vanaf die dag dé opleidingsplek voor militairen die in de koloniën willen dienen.
Want of ze nu naar Suriname of naar Indonesië gaan; de scholing krijgen ze hier, in Harderwijk. Daarna vertrekken ze per trein of boot naar Hoek van Holland. Om vervolgens per schip af te reizen naar overzeese gebieden. Met anderen woorden: Harderwijk is een schakelpunt. Gaan ze echt? Of besluiten de mannen op het laatste moment toch in Holland te blijven? De vele kroegen en ook bordelen in die tijd bezorgen Harderwijk overigens een bezoedelde reputatie. De stad wordt ook wel ‘Rioolgat van Europa’ genoemd. Maar wie zich probeert te verplaatsen in de schoenen van die jonge soldaten kan zich ook wel voorstellen dat er naast avontuur ook enige angst voor het onbekende wacht. Genoeg reden om spanning weg te drinken of anderszins.
Bijna honderd jaar houdt Harderwijk die positie als werfdepot. In 1909 loopt dat echter ten einde, vanwege de verhuizing van het depot naar Nijmegen. Op dat moment komen de kazernegebouwen weer vrij en dankzij lobbywerk van toenmalig burgemeester Kempers krijgt de stad - ter compensatie - een garnizoen toegewezen. De Oranje Gelderland Kazerne heet inmiddels Oranje-Nassau-kazerne. En om de manschappen bijtijds te voorzien van slaapplekken, voorraden, munitie, oefenruimte én ziekenzorg is uitbreiding nodig. Defensie is alom vertegenwoordigd.
Wie de kaart uit begin twintigste eeuw erbij pakt, kan die plekken zo aanwijzen. Vlakbij het huidige zwembad De Sypel is de munitieopslag, in het gebouw aan het Kloosterplein (waar nu Cultuurkust zit) zijn de legermagazijnen en op het Beekhuizerzand en in de Stadsweiden (de latere woonwijk) wordt druk geoefend. Vanwege de vele militairen in de regio heeft de stad al sinds de 19e eeuw een groot Militair Hospitaal aan de Kaatsbaan, in de binnenstad. Het is een statig oud gebouw dat echter in 1926 wordt afgestoten en helaas in 1982 moet wijken voor woningbouw. (Maar dat is weer een heel ander verhaal…)
Hoe dan ook, het mag duidelijk zijn: als garnizoensstad biedt Harderwijk alle comfort aan infanterie, artillerie en verbindingstroepen. De legerplaats groeit echter pijlsnel en de kazerne in de binnenstad blijkt – vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog - al veel te klein, waarna het oog valt op een perceel aan de Oranjelaan, vlak bij het spoor. Dat weidegebied wordt vanaf 1913 ontwikkeld tot nieuw legerterrein en de bebouwing – in neo-renaissancestijl - krijgt de voorlopige naam ‘Nieuwe Kazerne’. Zo’n twintig jaar later – en vele aanpassingen en aanbouwwerkzaamheden verder - wordt die werktitel pas veranderd in ‘Jan van Nassaukazerne’.
En toegegeven, dit verhaal heeft een aanloop nodig, maar 1915 is hét moment waarop ook Kranenburg in beeld komt. In overleg met de gemeente Harderwijk krijgt de stad een eenheid veldartillerie toegewezen. Opnieuw uitbreiding dus. In de weilanden aan de overkant van de Jan van Nassau-kazerne – zo’n 16 hectare - wordt in allerijl Kamp Kranenburg ingericht. De gemeente laat op eigen kosten een ‘fraai smeedijzeren hekwerk’ om het terrein plaatsen. Het is oorlogstijd en de bouw van een kazerne laat even op zich wachten, maar voor zolang komen er houten barakken. De naam Kranenburg is overigens ontleend aan een boerderij in dat gebied.
Die barakken komen grotendeels van het Belgenkamp dat in 1918 vrijkomt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijven er namelijk op het Beekhuizerzand zo’n 13.000 Belgische geïnterneerde soldaten. Hun barakken en andere houten gebouwen verhuizen na de oorlog deels naar het terrein van Kranenburg, dat is opgedeeld in Noord en Zuid. Het kazerneterrein bevindt zich aan weerszijden van de Mecklenburglaan. Op het deel Zuid (pal achter Villa Oranje-Mecklenburg) zijn voornamelijk slaapplekken en ook werkplaatsen voor militaire voertuigen ingericht. Het deel Noord is onder meer in gebruik als opleidingslocatie.
Begin jaren dertig verrijzen er aan de Wilhelminalaan, aan de andere kant van de spoorlijn, nieuwe woningen voor – met name - onderofficieren. Ook voor de lokale economie zijn de kazernes belangrijk; ze helpen menig bakker, slager en winkelier door de crisistijd heen.
Omwille van het verhaal schuiven we nog een paar jaar verder in de tijd. Dat Harderwijk militair gezien op de kaart staat, blijkt wel uit het besluit om kort voor de Tweede Wereldoorlog een nieuwe artilleriekazerne te bouwen aan de rand van de stad. Maar deze zogenoemde ‘Willem George Frederikkazerne’ (ook wel WGF-kazerne, tegenwoordig Bouw- en Infrapark) is nog in aanbouw als de Duitsers ons land binnenvallen. De kazerne wordt door de Duitsers bezet én afgebouwd en krijgt tijdens de oorlog de veelzeggende naam: Waldkaserne (of in sommige stukken: Feldkaserne).
Voor het verhaal over Kranenburg laten we de ontwikkeling van de WGF-kazerne verder even rusten. Want voor Kranenburg zijn de veranderingen bij de tegenover gelegen Jan van Nassaukazerne belangrijker. Die doet die na de Tweede Wereldoorlog een paar jaar dienst als opleidingsplaats voor soldaten die naar Indië vertrekken. In 1948 wordt de Jan van Nassau echter benoemd tot opleidingscentrum voor infanterie-eenheden; de Infanterie School (IS). En in 1970 verandert die naam in het Opleidings Centrum Infanterie (OCI).
Hoe dan ook; tot aan begin jaren 90 komen vele dienstplichtigen, maar ook officieren en onderofficieren naar Harderwijk voor (her)scholing rondom infanterie. Zij verblijven zowel in de ‘Jan van Nassau’ als ook op Kranenburg en krijgen naast verbindingslessen, bijvoorbeeld ook technieklessen, waaronder het repareren van pantservoertuigen. Of het leren omgaan met anti-taakwapens.
Goed om te weten: in de binnenstad, dus op de plek van het voormalige werfdepot, vindt na de oorlog de School Militaire Inlichtingendienst (SMID) onderdak in de Oranje-Nassaukazerne. Die opleiding ‘waar je Russisch leerde’ is met enige geheimzinnigheid omkleed en wordt in de volksmond ook wel spionnenschool genoemd. In 1988 verhuist de SMID naar Ede.
Terug naar Kranenburg; een verzamelplek van verschillende functies. De hoofdingang van Kranenburg-Noord ligt nu aan de Mecklenburglaan, maar zat vroeger aan de Oranjelaan; de huidige ingang naar de culturele broedplaats MESS.
Er wordt in al die jaren veel gesport op het terrein. Zoals op het voetbalveld, in de enorme sporthal en later op de tennisbanen. Binnen en buiten de gebouwen staan voertuigen geparkeerd waaraan wordt gesleuteld. Op Noord zit ook het magazijn voor uitgifte van kleding en andere spullen voor de bivakuitrusting. Het is de loods van ‘mijnheer Hop’, een bekende Harderwijker in de jaren 60 en 70. Bekend ook is de ‘donderdagse poetsavond’. Soldaten die hun geleende uitrusting op vrijdagochtend komen inleveren bij Hop, zorgen er op donderdagavond voor dat alles weer spik en span was.
Maar er is op Noord ook een ‘theaterzaal’ voor gezamenlijke bijeenkomsten, waar de commandant regelmatig het woord neemt om de manschappen toe te spreken en bij te praten. En er staan dus meerdere gebouwen met leslokalen; het laatste is halverwege de jaren 80 gebouwd, eigenlijk nog vrij kort voordat Defensie besloot zich terug te trekken uit Harderwijk. Maar die nieuwbouw (waar nu de Veiligheidsacademie van Landstede MBO is gehuisvest) blijkt geen overbodige luxe; de oude lesgebouwen zijn sfeervol, maar slecht geventileerd. Op zonnige dagen dommelen soldaten tijdens de lessen nog weleens weg.
Een andere opvallend onderdeel van Kranenburg-Noord is de hindernisbaan, met klimmuur en versperring van prikkeldraad, waar militairen oefenen op en rondom objecten. Bovendien telt ‘Noord’ een gebouw met kantoren voor kaderleden, maar ook een onderofficiershotel én een officiersmess, waar de legerleiding de maaltijden nuttigt. Het is dé plek waar op vrijdagmiddagen de week ‘met een hapje en een drankje’ wordt afgesloten. Een sfeervolle ruimte met open haard.
Ondanks ‘de wacht’ bij de verschillende toegangspoorten van Kranenburg, komen er toch geregeld burgers op Kranenburg. Sterker nog: veel Harderwijkers fietsen ‘gewoon’ over het terrein heen om de route af te snijden. Het tekent de gemoedelijke sfeer van de naoorlogse periode. Met jaarlijks een open dag voor omwonenden, waar veel mensen op af komen, maar ook de viering van Koninginnedag op het kazerneterrein, met spelletjes en een kleedjesmarkt. Zo bezien was Kranenburg geen vreemde, onbekende plek in de stad, maar hoorde het terrein er helemaal bij.
Overigens riep die aanwezigheid van meerdere legeronderdelen in Harderwijk niet altijd positieve gevoelens op. Dat er bijna dagelijks tanks of pantservoertuigen door de stad gaan, gaat gepaard met geluidsoverlast en soms zelfs schade aan woningen door trillingen. Ook in de buurt van Kranenburg storen omwonenden zich aan de voertuigen die ‘s avonds voorbij scheuren. Daar wordt ook wel over geklaagd bij de legerleiding.
Of wat te denken van het vervoer van legeronderdelen per spoor; dat transport gaat vaak in het holst van de nacht over de weg richting rangeerterrein bij het station. Daar worden de rupsvoertuigen met veel inzet op platte wagons getakeld. Zoals er ook wel overdag legeronderdelen over het fabrieksspoortje richting de industriehaven gingen, om vanaf daar per boot te worden vervoerd. Met andere woorden: Harderwijkers zien en merken in die jaren wekelijks zo niet dagelijks hoe de krijgsmacht in beweging is. Net als de visserij, horen de activiteiten van de landmacht er ‘gewoon’ bij.
Even voor de fijnproevers: voor het gemak slaan we in dit verhaal een aantal andere militaire locaties in Harderwijk en wijzigingen in de organisatie over; anders vervallen we in een opsomming van afkortingen en specifieke legerbenamingen. Het is echter wel goed om te onthouden dat Harderwijk in de twintigste eeuw meerdere hoofdkazernes heeft; Oranje-Nassau, Jan van Nassau, Kranenburg Noord- en Zuid en de WGF. En dat die kazerneterreinen, na het aflopen van de Koude Oorlog, stuk voor stuk veranderen in woonlocaties. In 1994 valt definitief het doek, als de zogeheten 4e Divisie Harderwijk verlaat.
Toch blijft Kranenburg-Noord nog open en daarmee het langst ‘in bedrijf’. Want waar Kranenburg-Zuid later plaatsmaakt voor woningbouw, wordt het gedeelte ‘Noord’ nog tot 2006 in reserve gehouden door het Rijk en later verkocht aan de gemeente. Landstede MBO huurt het terrein en de gebouwen als onderwijslocatie en een deel van ‘Noord’ is inmiddels ook verhuurd voor opvang van asielzoekers.